-
1 zij maakt alles kapot
zij maakt alles kapot -
2 kapotmaken
1 [stukmaken] 〈 aan stukken〉 casser; 〈 beschadigd〉 abîmer; 〈 defect〉 détraquer; 〈 gescheurd〉 déchirer2 [doodmaken] refroidir♦voorbeelden:1 verdriet maakt iemand kapot • le chagrin démolit qn.zij maakt alles kapot • elle est brise-tout -
3 brise-tout
brise-tout [brieztoe]〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden: -
4 elle est brise-tout
elle est brise-tout
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Французский